Op dinsdag 19 februari 2013 vond in het cultureel-kerkelijk centrum De Rank in Vaassen onze jaarlijkse winterlezing plaats.
Voor een 50-tal leden en belangstellenden werd deze lezing verzorgd door Mevr. Jorien Jas, conservatrice van de Stichting Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen. Het was de bedoeling dat het onderwerp van de lezing zou zijn de totstandkoming van de algehele restauratie en renovatie van het Kasteelpark rondom Kasteel de Cannenburgh, zoals deze enige jaren geleden door de Stichting is gerealiseerd. Daarnaast zou over het kasteel zelf, voor zover relevant binnen dit onderwerp, eveneens een aantal zaken worden belicht.
De lezing spitste zich evenwel toe op de gehele geschiedenis en ontwikkeling van het kasteel de Cannenburgh in de loop der eeuwen, hetgeen door Mevr. Jas op een even boeiende als deskundige wijze voor het voetlicht werd gebracht.
In het begin van de 15e eeuw wordt Eduard van Gelre eigenaar van het kasteel, waarvan het bestaan voor het eerst rond 1350 wordt genoemd. Daarna komt het in handen van Peter en Aleid van Steenbergen . Als vervolgens Dirk van Keppel het kasteel de Clouse ruilt met de Cannenburgh, is er sprake van een zg. Poll, in plaats van een bestaand intact kasteel, d.w.z. dat het dan een ruïne betreft die op de plek van de voormalige Cannenburgh is overgebleven nadat het hoogstwaarschijnlijk na een beleg is verwoest. In 1543 is het de bekende veldheer Maarten van Rossum die door vererving de restanten van de voormalige Cannenburgh in bezit krijgt. Op de oostelijke fundamenten van de ruïne herbouwt hij het kasteel als een Renaissance paleis waardoor deze van oorsprong Italiaanse bouwstijl voor het eerst in Gelderland wordt toegepast. Het westelijk gedeelte van de ruïne wordt niet herbouwd en blijft voorlopig in die staat.
Maarten van Rossum heeft de algehele voltooiing niet meer meegemaakt en overleed in 1555. Hierna gaat het beheer van het kasteel over op zijn zus Margaretha van Rossum. Zij is gehuwd met Johan van Isendoorn. De familie van Isendoorn zal de komende 350 jaar het kasteel de Cannenburgh met alle bijbehorende landerijen, die zich in de loop der eeuwen steeds meer zullen uitbreiden, in eigendom houden. Na Johan van Isendoorn worden Hendrik van Isendoorn en Sophia van Stommel de eigenaren. Op het front van het kasteel staan zij afgebeeld, evenals Maarten van Rossum.
Het wapen van de Fam. Van Isendoorn komt heden ten dage nog voor op de gestileerde leeuwen op de beide hoeken van de toegangsbrug over de gracht.
Vervolgens komt Maarten van Isendoorn, die gehuwd is met Anna van Voorst op de Cannenburgh. Beide families zijn zeer nauw aan elkaar geparenteerd en het wapen van de fam. Van Voorst wordt ook verwerkt in dat van de van Isendoorns. Heden ten dage komt het nog steeds voor in het wapen van de Gemeente Voorst.
De volgende erfgenaam is Elbert van Isendoorn, gehuwd met de zeer vermogende Odilia van Wassenaer. Hierdoor was het financieel mogelijk de Cannenburgh uit te breiden (ook de westelijke ruïne werd nu opgebouwd en betrokken in het geheel van het kasteel) waardoor de Cannenburgh het aanzien kreeg zoals het nu heden ten dage nog heeft. Ook onder Elbert van Isendoorn kwam de slotkapel tot stand. In zijn tijd kwam ook het prachtige 17e eeuwse plafond beschilderd met vogels en fraaie wolkenpartijen tot stand, dat na de recente restauratie weer tevoorschijn is gekomen.
Johan Hendrik van Isendoorn was militair en heeft als zodanig aan vele veldslagen deelgenomen. Zijn leven eindigde dan ook op het slagveld. Zijn echtgenote, die daarna het financiële beheer kreeg over de Cannenburgh, maakte in dat opzicht weinig gelukkige keuzes. Het gevolg hiervan was dat Frederik Johan van Isendoorn met een failliet kasteel de Cannenburgh werd geconfronteerd. Hij had echter het geluk dat hij ook weer met een zeer gefortuneerde vrouw trouwde nl. Anna Margaretha van Renesse. In deze periode (midden 18e eeuw) krijgen de van Isendoorns nagenoeg alle watermolens in bezit of in beheer rond en in de wijde omgeving van de Cannenburgh, uiteindelijk meer dan 20 stuks. Ook worden in deze periode de beide koetshuizen ter weerszijden van de oprijlaan gebouwd. In de grote ontvangstzaal wordt eveneens de unieke eikenhouten betimmering aangebracht. De 2 laatste gebr. Van Isendoorn bezaten een voor die tijd enorm kostbare kunstcollectie. De laatste van Isendoorn die gehuwd was met Anna van Oldeneel tot Oldenzeel overleed in 1865, waarna de kunstcollectie al heel snel uit elkaar viel. Dit gebeurde met name door toedoen van een zeer gewiekste speculant, ene heer Hano. De weduwe van Oldeneel tot Oldenzeel bleef tot aan haar dood in 1881 op het kasteel wonen. Zij heeft de algehele ontluistering van de Cannenburgh moeten meemaken. Uiteindelijk wordt het kasteel inclusief het omliggende kasteelpark opgekocht door Eduard van Lynden, tot het in 1906 in Duitse handen komt en Prof. Kleve de eigenaar wordt van de Cannenburgh. Door hem wordt o.a. de monumentale Duitse schouw aangebracht. Voor de 2e Wereldoorlog wordt de Cannenburgh door de echtgenote van Prof. Kleve verhuurd en gedurende de oorlog wordt het door de bezetter in gebruik genomen die er in de eerste oorlogsjaren een deel van het Rijksarchief in laat onderbrengen. In de loop van de oorlog wordt het ook gebruikt om Nederlandse journalisten op te leiden en te indoctrineren in de nazi ideologie.
Na de oorlog wordt de Cannenburgh door de Staat, als zijnde Duits bezit, geconfisqueerd. De weduwe van de vooroorlogse eigenaar prof. Kleve ontvangt een levenslange uitkering.

In 1951 heeft de Stichting Geldersche Kasteelen de Cannenburgh aangekocht voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Aangezien het kasteel dan nagenoeg geheel leeg is, op de schilderijencollectie na, die door de toenmalige directeur van de Stichting Dhr. Buurman na veel moeite ook kan worden overgenomen, staat de Stichting voor de reusachtige taak de Cannenburgh weer in oude luister terug te brengen. Er worden oproepen gedaan om stukken, die ooit deel hebben uitgemaakt van het interieur van de Cannenburgh in bruikleen af te staan. Aan deze oproepen wordt op verrassend veel manieren gehoor gegeven. In de loop van de jaren zijn de meest uiteenlopende stukken in de vorm van meubilair, serviezen, schilderijen keukenmeubilair enz . weer teruggekeerd, hetzij in de vorm van een lening maar ook heel vaak als geschenk en zelfs in de vorm van legaten. Deze stroom van schenkingen en leningen gaat eigenlijk nog tot op de dag van vandaag door.
Met name uit het bezit van de familie van Oldeneel tot Oldenzeel in België worden nog regelmatig op veilingen stukken aangeboden die dan door de Stichting kunnen worden verworven.
De laatste aansprekende verwerving waren een paar identieke midden 18e eeuwse sauskommen, uitgevoerd in Frans zilver, die nu weer prijken op exact dezelfde plaats waar ze eeuwenlang deel hebben uitgemaakt van het tafelzilver in de pronkkamer.