De belangrijkste namen die we in het landschap tegenkomen zijn waternamen, veldnamen en plaatsnamen. De namen die uit de vroegste tijden zijn overgeleverd, zijn de waternamen. De naam IJssel werd pas aan het eind van de 8e eeuw voor het eerst genoteerd, maar gaat met bijv. de waternaam Isar terug op een vorm van het zogenaamde Indo-europees. De Veluwse plaatsnamen Wilp en Velp zijn van oorsprong waternamen. De letter p is het restant van de vroege vorm apa (= water). Al voor het jaar 1000 was die vorm uit onze taal verdwenen. Wilp is de vroegst genoteerde Veluwse naam (768).

De vroegste veldnamen werden vanaf eind 8e eeuw geregistreerd in oorkonden en goederenregisters. Het waren vooral namen van bossen; de Veluwe was nog geheel bebost. Men onderscheidde bij de naamgeving allerlei soorten bossen: een loo was een bos op zandgrond, een wold was een bos op lage en moerassige grond, het begrip holt had vooral betrekking op hoog geboomte. De eerste ontginningen waren kleine enclaves met stukjes cultuurgrond.

Uit de vroege naamgeving blijkt ook dat de bewoners hoge en veilige plekken zochten om te wonen en te ontginnen. Begrippen die bij de naamgeving werden gebruikt waren onder meer horst (= begroeide verhoging), haar (op de Veluwe vooral een zandrug) en berg.

Pas later was men in staat om de drassige gebieden te ontginnen. Namen uit die periode werden samengesteld met o.a. broek (= moeras) en goor (= modderig gebied).

Vanaf eind 13e eeuw werd op grotere schaal ontgonnen en toen kregen ook percelen cultuurgrond een naam. De namen die toen werden gegeven hadden als tweede naamlid bijv. –akker, -kamp, -maat (= hooiweide) en –weide.

De eerste boerderijnamen werden in de 13e eeuw genoteerd. Dat waren vooral de boerderijen die een belangrijke rol speelden bij de ontginningen. Een zeer vroege boerderijnaam op de Noordoost-Veluwe is De Grote Beurze, bij de grens Nijbroek/Welsum. In de zeven gemeenten van de Noordoost-Veluwe kregen honderden boerderijen een naam, maar verreweg de meeste boerderijnamen ontstonden in de gemeente Voorst, die over de volle lengte en breedte in de vruchtbare IJsselvallei ligt.

Tot in de 16e eeuw was er een gestadige groei van het aantal namen. De 80-jarige oorlog was door de vele plundertochten en brandstichtingen een periode van teruggang. Er ontstonden weinig nieuwe namen. Na 1640 begon een tijd van vooruitgang met een snelle stijging van het aantal veld- en boerderijnamen. Percelen grond werden genoemd naar de begroeiing (Distelkamp), de eigenaar (Kloosterkamp), de oppervlakte (Driemorgen), de ligging (Zielekamp, ziel = sluis), gewas (Haverkamp) enz.

Van vooral oude boerderijnamen, die vaak teruggaan op oudere veldnamen, werden familienamen afgeleid. Bekende namen op de Noordoost-Veluwe die terug gaan op een boerderijnaam zijn o.a. Bijsterbosch, Van de(n) Vlekkert, Rorije en Van de(n) Esschert.

Het onderzoek naar oude namen, de naamkunde, levert veel informatie op over onder meer het landschap van vroeger en de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis.