Na de jaarvergadering van Ampt Epe wordt telkens een lezing georganiseerd. Ditmaal over het modebewuste onderwerp van de vroegere streekdracht van deze omgeving. Elke Tetterode Ravestein gaf een duidelijke uitleg bij de illustraties die ze met een beamer op het scherm projecteerde.
In haar presentatie liet Elke de ontwikkeling van de streekdracht zien en besteedde tevens aandacht aan de verschillen per streek. Zo droegen de vrouwen aan de oostkant van de Veluwe vrijwel geen oorijzers (Was dit het goede woord? Volgens mij niet!), werd er minder bloedkoraal gedragen en was de dracht in deze omgeving eenvoudiger dan aan de westkant van de Veluwe.
De streekdracht veranderde gedurende de jaren en volgde een bepaald modebeeld. Bepaalde accenten uit andere streken kregen een plaats in de eigen dracht en al naar gelang de smaak van de dragers en draagsters ontwikkelde de dracht zich steeds verder. De knipmuts is hiervan een goed voorbeeld. De onderkant ervan was aanvankelijk nog maar kort, maar werd gedurende de jaren steeds langer.
In de streekdracht kwamen ook allerlei toevoegingen voor. Vrouwen droegen een tas of beurs onder hun rok of schort en deze waren vaak fraai versierd. De mannen droegen daarentegen een horloge aan een ketting. Uiteraard verschilde het bezit van deze toevoegingen en de uitvoering ervan van de welstand van de drager. Het was immers een soort luxe.
Ook de verschillende soorten dracht kwamen uitvoerig aan de orde.
Het was overduidelijk aan de kleding te zien wanneer iemand in de rouw was. Deze rouw was trouwens ook aan duidelijke regels gebonden. Voor een partner was de rouwtijd langer dan voor een kind of een broer of zus.
De zondagse kleding was uiteraard mooier dan de daagse en werd vooral gedragen tijdens de kerkgang. Daarna verwisselde men de kleding weer voor andere. Zo kon het voorkomen dat boeren zich, op een zondag met twee keer kerkgang, zes keer omkleedden.
De streekdracht van mannen was soberder dan die van de vrouwen. Ook was hun dracht minder aan veranderingen onderhevig.
De streekdracht verdwijnt de laatste jaren steeds meer uit het straatbeeld. In sommige plaatsen, als Hulshorst en Doornspijk, is het nu nog steeds te zien, maar ook daar zal het niet lang meer duren. De mensen die de streekdracht daar nog dragen worden steeds ouder en met hun sterven sterft tevens de streekdracht uit. Het wordt daarmee steeds meer folklore die in leven wordt gehouden door groepen als de Cannenburger Boerendansers. Gelukkig wordt er op de authenticiteit van de kleding van deze folkloristische groepen wel toezicht gehouden, zodat daarmee de streekdracht toch in ere kan worden gehouden.