Hoogte 23 cm, breedte 17,5 cm (zonder lijst); hout, olieverf; XVIB.
Reliëf met polychromie.Op een zwarte achtergrond een wapenschild, gedeeld:
Het wapen van de familie Ter Holte [doorsneden door blauwe dwarsbalk: boven een rode roos; onder een witte Franse lelie, op een goudkleurig veld] en
Ongeïdentificeerd wapen [een witte vogel (zwaan?) met geheven vleugels op een groene tak met twee eikels] . Boven het schild een halfaanziende traliehelm in blauw en goud met wrong, dekkleden bestaande uit bladvormen in rood en goud en het helmteken van de familie Ter Holte [een roos tussen een vlucht].

Restauraties: in 1881 of later door toedoen van Ds. Joannes Noordink (predikant te Oene in de perioden 1873-1876 en 1879-1889) in Zwolle gerestaureerd.

Literatuur:
- J.B. Rietstap, Armorial Général, précédé d'un dictionnaire des termes du blason, tome II , 1887 (herdruk: Londen 1972), p. 152.
- P.A.N.S. van Meurs (1893), p. 105-106; afb. naast p. 105.
- P.C. Bloys van Treslong Prins, p. 152.
- A.G. Schulte, p. XLII, afb. 5.

Literatuur (wapenborden Oene algemeen):
- Voorloopige lijst, p. 78.
- Gelre, deel XXVIII (1925), p. XII.
- Kolks, p. 85.
- A.G. Schulte, p. XXXVIII; p. XLII, afb. 5.

Bijzonderheden:
Volgens Van Meurs zou het gaan om
Het wapen van Ten (i.p.v. Ter) Holte en
Het wapen van de familie Marckolff. De vogel op het wapen wordt door hem beschreven als "een meerkol" (= meerkoet). Hij vermoedt dat het wapenbord gemaakt is na de dood van Gerrit ten Holte, schout van Epe, die gehuwd was met Josina Marckolff. In Rietstap wordt het wapen van de familie Marckolff als volgt omschreven: een witte gier met naar boven uitgeslagen vleugels zittend op een boomstronk van goud, in zijn snavel bliksemschichten van goud, op een blauw veld.

Bloys van Treslong Prins beschrijft de rechterkant van het wapen als volgt: "op blauw een bruine boomtak, welke uitloopt in twee groene blaadjes; op den tak een witte valk, die de blaadjes in zijn bek heeft."
Volgens Van Meurs hing dit wapenbord, evenals de zes na dit inv. nr. volgende borden, oorspronkelijk in de kerk te Oene. In de Franse tijd, omstreeks 1795, moesten de borden verwijderd worden.
Ze kwamen in het bezit van Gerrit van Dompseler, bewoner van het herenhuis 'Het Klooster', een restant van het klooster 'Nazareth' dat daar, zuidwestelijk van Oene aan de weg naar Zuuk, had gestaan. In 1881 liet de toenmalige bewoner van het huis de borden weer naar de kerk terugbrengen.
Volgens A.G. Schulte zijn de borden "versneden restanten van zeven wapenborden".