Het betreft een schrijven van de toenmalige schout van Epe, Johan Wemmerszoon die de hertog liet weten dat hij de 'susteren van Goch' te Vaassen, in de grondbelasting had aangeslagen voor vier 'olde schilden', dat is een middeleeuwse munteenheid. Het bedrag had hij afgedragen aan de rentmeester van Veluwe, aldus de briefschrijver.
De vondst van een middeleeuwse brief is op zich geen bijzonderheid. Het unieke is dat het document het oudste door een Eper bestuurder verstuurd bericht aan de gewestelijke overheid is. Vanuit het schoutambt Epe, waarvan Johan de 'burgemeester en commissaris van politie' was, zouden later nog vele brieven worden geschreven naar Arnhem, net zoals nu nog het geval is.
Over schout Johan Wolterszoon is eveneens een brief bewaard in het hertogelijke archief. In 1448 trok hij mee ten strijde met hertog Arnold om in de slag bij het stadje Erckelenz, toen Gelders gebied, gewond te raken. Hij verloor ook nog eens zijn paard. De ongelukkige schout vroeg dan ook bij de Gelderse landsheer om een tegemoetkoming in de geleden schade. Hij was met zijn verzoek de eerste Epenaar die 'subsidie' vroeg.
Hertog Arnold stond echter bekend om zijn chronische geldgebrek. Om Johan toch tegemoet te komen in diens ongelukkige situatie, stelde de slimme landsheer een praktische oplossing voor: Johan zou de 25 gulden schade als een pand vestigen op zijn schoutambt en zolang de hertog dit niet afloste bleef de man in functie. In eerste instantie zal de schout niet echt blij zijn geweest, maar de overeenkomst bleek hem op langer termijn geen windeieren te leggen. Het pand werd namelijk niet gelost, zodat hij tot 1483 schout bleef, waarna zijn zoon hem opvolgde. Dit stukje gemeentegeschiedenis is een van de onderwerpen die te boek zijn gesteld in de Canon van de geschiedenis gemeente Epe die op 8 september 2007 wordt gepresenteerd in museum Hagedoorns Plaatse in Zuuk.
Schout Johan Wolterszoon was de eerste Epenaar die 'subsidie' vroeg nadat hij zijn paard verloor en ook nog eens gewond raakte in strijd voor de hertog.