Nieuw Oene verrijst op de plek waar ooit het vroegste Oene lag. Overstromingen dwongen de bewoners hun dorp en kerk naar een hogere plek te verplaatsen. foto Tjada AmsterdamOENE - In Oene is een totaalopgraving nodig voor meer inzicht over Middeleeuws Oene en om nieuwbouw niet onnodig te vertragen. De historische vereniging Ampt Epe wil actie om dat te bewerkstelligen.
In maart 2008 deed onderzoeksbureau BAAC in opdracht van de gemeente Epe archeologische opgravingen in Oene-West, vooruitlopend op daar geplande woningbouw. In juni openbaarde de gemeente de gevonden resulaten van het graafwerk: de sporen van een nederzetting uit de Volle Middeleeuwen (850-1250). Volgens BAAC is dat uniek. Zelden is in Nederland een dorp uit die tijd aangetroffen.

Ook de gemeente Epe wil nader onderzoek maar slechts in het deelgebied en tegelijk met het bouwrijp maken van het terrein. "Het is dan ook van groot archeologisch belang om een totaalopgraving te realiseren als nieuwbouw het terrein beschadigt", meent Ampt Epe. "De vereniging is realistisch genoeg om te beseffen dat mensen op korte termijn graag een nieuwe woning willen betrekken. Dan is snelle besluitvorming nodig", vindt voorzitter Evert de Jonge.

De nederzetting, gemakshalve oud-Oene te noemen, lag ten zuidwesten van de huidige kern van het dorp. Het maaiveld is door latere ontwikkelingen zeker 50 cm opgehoogd. BAAC-medewerker groeven vijf proefsleuven en vonden daarin aanwijzingen die duiden op eerste bewoning van ruim voor het jaar 1000; jongere vondsten dateren van 1250. Dat betekent dat Oud-Oene tussen circa 900 en 1200 werd bewoond. BAAC vraagt zich in haar rapportage af wat de rol van het Utrechtse kapittel van St. Marie - dat in Oene een zogenaamde hofboerderij had - in de nederzetting is. Dat zou moeten worden onderzocht waarna er wellicht nieuwe interpretaties zijn te geven aan de ontwikkelingen in de IJsselvallei in het algemeen en Oene in het bijzonder. Die suggestie deed De Jonge opveren. Als kenner van de oude archieven en die van St. Marie in het bijzonder. "Ik ben direct in mijn aantekeningen gedoken en heb die gecombineerd met de recent gepubliceerde gegevens van ing. Cor Hamming over geologische ontwikkelingen in de IJsselvallei." (Zie: Veluws Water. Tien eeuwen waterbeheer op de Veluwe). "Volgens hem is oud-Oene de nederzetting waarvan de annalen vertellen dat er in 1176 een kapel stond. Die houten kapel moet onderdeel van de opgegraven nederzetting zijn geweest", vermoedt De Jonge. "Mocht hij gelijk hebben, dan zou een totaalopgraving een uniek stukje geschiedenis aan het licht brengen."

De Jonge hoopt dat er snel een besluit wordt genomen om zo'n volledige opgraving te realiseren. "Als er bijvoorbeeld studenten archeologie worden ingeschakeld hoeft het allemaal niet lang te duren. Misschien een paar weken met zo'n club van twintig, dertig personen, dan hoeft het geen of weinig vertraging op te leveren. Mocht er inderdaad een kapel worden opgegraven, dan zou het mooi zijn die te verwerken in een plantsoentje of zoiets. Al zouden we straks alleen maar zeker weten dat het gebouwtje er stond", hoopt De Jonge. In het Ampt Epe-magazine van eind september gaat hij dieper op de materie in, belooft hij.

 

Middeleeuws Oene naar hogere locatie

OENE - Als oud-Oene eerst elders lag, waarom is het dan verplaatst en wat wat de rol van Sinte Marie? Het is een vraag waarop historicus Evert de Jonge een antwoord heeft gezocht. "De verplaatsing heeft alles te maken met de IJssel. Die trad vanaf de 12e eeuw steeds vaker buiten haar oever. Dijken ontbraken nog. Het water stroomde tussen de rivierduintjes door en zette het lager gelegen komgebied van de IJsselvallei geregeld onder water. Oud-Oene moet steeds vaker te maken hebben gehad met overstromingen, zodat de mensen het daar voor gezien hielden. Dan ligt een verplaatsing naar het hoger gelegen gebied, daar waar nu het dorp ligt, voor de hand." Het maaiveld is daar ongeveer 5 meter boven NAP, zo'n anderhalve meter hoger dan op de locatie Oud-Oene, schat De Jonge.

In 1238 werd Oene 'gepromoveerd' tot zelfstandige parochie. Iets later, in 1265, verwierf St. Marie land in Oosteroene. Mogelijk had het Utrechtse kapittel al eerder bezit verworven van haar stichter, de bisschop van Utrecht. Overigens werd het kapittel pas gesticht omstreeks 1100, dus toen oud-Oene al bestond. "Voor het beheer, bestuur en rechtspraak stichtte Sinte Marie in Oene een hofboerderij. Net als in Harderwijk, Wilp en Apeldoorn. Op het hof te Oene werd de pacht in natura voldaan. En een maal per jaar werd er recht gesproken door kanunniken, over de horigen van het kapittel." De Jonge las het in de geschiedschrijving bekend als het hofstelsel. "In de late veertiende eeuw verviel het stelsel door onder andere de ontginningspolitiek van de Gelderse hertog. Het hof te Oene verloor toen haar oorspronkelijke functie." De Jonge meent te kunnen bewijzen dat de hofboerderij westelijk van de kerk werd gebouwd. Hij achterhaalde dat de later als de Rechtenhoff bekend staande pachtboerderij van St. Marie een 'nazaat' is van het hof.

De locatie van de Rechtenhoff is met zekerheid westelijk van de kerk. In de 16e eeuw woonde de koster van Oene er. Later verwierf de diaconie het terrein. "Het kan zijn dat de verplaatsing van oud-Oene en de bouw van het hof te Oene samenvielen. Maar misschien werd het dorp al voor 1238 verplaatst. Daarna werd de huidige kerk gebouwd, waarna Sinte Marie haar hof stichtte. Mogelijk heeft zij de grond voor de kerk beschikbaar gesteld." Dat gebeurde bijvoorbeeld ook in het dorp Apeldoorn. "Ook daar stond de kerk en het Apeldoornse hof van Sinte Marie dicht bij elkaar", aldus De Jonge.