Als de oorlog uitbreekt is hij 12 jaar. Nu, 65 jaar later, vertelt hij over die tijd, als was het gisteren, en over zijn ouderlijk huis aan de Dwarsweg, dat toen mede bewoond werd door buren die Duitsers in huis hadden. Over de hoofdkabel, die bij de Bressers het huis binnenkwam en waar enkel het buurhuis profijt had van ’t 'elektriek'. Hoe hij bedacht, dat het een klein kunstje was om een 'wattje' mee te pikken en dit nog werkte ook … totdat er een stop uitvloog. Hij kan er uren over praten.
Kwam er nooit een oproep? "Jawel, maar ik heb me nooit gemeld. Mijn broer Jan, die ouder was, moest wel werken bij de Todt. Eerst kwam hij ‘s avonds nog thuis, later niet meer."

Eind ‘44 begon voor de broers het echte werk. De hongerwinter kwam en daarmee de mensen vanuit de steden, die, op zoek naar voedsel, ook naar Epe kwamen. De Breischool aan de Dwarsweg werd opvangcentrum voor de nacht.
"Op de vloeren hadden we planken en stro gelegd. Elke nacht was het vol. Maar soms was iemand 's morgens een pond rogge of een paar aardappels kwijt en dat leidde tot narigheid. Daarom schreven we 's avonds iedere naam in een schrift en pas als de andere morgen alles in orde was, lieten we de mensen verder gaan. Gelria in Zuuk en De Hoop in Oene zorgden voor pap. Die werd gebracht in melkbussen en 't Hof van Gelre zorgde voor borden en lepels.
Waarom we dit deden? …We woonden dichtbij en iemand moest het toch doen."

Met de bevrijding in zicht, werd de situatie gevaarlijker. Steeds meer vliegtuigen kwamen over. Zoals die ene die het op 'het spoor' gemunt had, maar de bommen liet vallen bij Smit, tegenover de Breischool. Het waren er 'maar' twee en ze ontploften nog niet ook.
'De olde Smit' probeerde de ergste gaten wat te dichten.
Die avond lag de Dwarsweg om 11 uur in diepe rust en de school vol met mensen… Toen ontplofte een van de bommen. De gevolgen waren verschrikkelijk. "Waar je ook keek, lag glas… al die gewonde mensen… allemaal bloed. Dokter Bruin, die op Ruvenoord woonde, heeft iedereen zo goed mogelijk verbonden."

Eind maart 1945. Een mooie zaterdagavond. Gerrit zou melk gaan halen aan het Koepad in Zuuk. Voorbij de school zag hij de vliegtuigen aankomen; ze draaiden een paar rondjes.
Als een gek fietste hij door, wetende dat in het kanaal een kruitschip lag. Toen hij de brug over was, brak de hel los. Hij heeft het allemaal gezien. De beschietingen, het huis van Koetsier dat in lichterlaaie stond en hij kon alleen maar denken: “Ik moet hier weg.”

In de laatste dagen voor de bevrijding werden Duitse kanonnen opgesteld bij Het Waeghuys en aan de Oenerweg, terwijl de geallieerden bij Twello en Apeldoorn lagen.
Hij vertelt over de angst dat er geschoten zou worden en over de verkenners, die via Oene over de Brinkgreverweg richting Heerde trokken en weer terugkwamen. Over die motorrijder uit Eindhoven, die in dienst van de geallieerden het dorp inreed… en ook weer vertrok.
"Op 19 april werden we bevrijd. Die eerste dagen, dat was wat. De burgemeester op het balkon en al die Canadezen. Ik was bij de muziek en moest spelen…".

Een meer dan 60 jaar oud schrift komt op tafel: G. Bresser huiswerk. Vol met namen van mensen, die op hongertocht waren en in de Eper Breischool even konden uitrusten.
Een kleine geschiedenis om niet meer te vergeten.