Plunderingen, inkwartiering, beroving en andere schade in de kerspelen Oene en Vaassen, 1794/95

Nadat in 1794/95 de Fransen de Republiek binnenvielen probeerden Engelse en Hannoveriaanse troepen de opmars te verhinderen. Al snel bleken zij niet opgewassen tegen de geestdriftige revolutionairen uit het zuiden. Bovendien braken in de Nederlanden overal minirevoluties uit en grepen ook hier revolutionairen de macht, waarna het Bataafse Republiek een feit werd.
De Engelse en Hannoveriaanse troepen trokken zich terug richting Hannover, waarbij zij over de Veluwe trokken. Zoals gewoonlijk werd de bevolking de dupe, want er werd geplunderd, afgeperst en brand gesticht. De gewone man stond daarbij machteloos, want verzet tegen de soldaten kon dodelijk zijn. Slechts hier en daar werd er iets teruggedaan, zoals bij Hoog Buurlo, waar een Engelsman werd neergestoken. Nog vandaag herinnerd ‘het graf van de Engelsman’ - een toponiem - aan de wraak van woedende boeren (een benzinestation op de A1 ontleent zijn naam aan de plek).

Toen de rust was hersteld wilde de nieuwe overheid iets doen voor de getroffen bevolking. Zij die schade hadden geleden mochten die declareren. Ook in het toenmalige ambt Epe werd gebruik gemaakt van de regeling. Een deel van de nota’s is bewaard gebleven, namelijk die van Oene (57) en Vaassen (93). De stukken uit de andere twee dorpen ontbreken.
De originele declaraties zijn meestal door de dorpelingen zelf geschreven, zodat in eigen handschrift de ellende wordt weergeven. De een werd alleen beroofd van een pan, de ander zag zijn bezit in vlammen opgaan. Menigeen moest een wagen volladen met hooi om dat naar een bepaalde plek te brengen, terwijl anderen hun beste paard verloren. Gelukkig vielen er geen doden, maar het totaal geeft een beeld van een trieste winter 1794/95.

De secretaris van het ambt Epe ontving de declaraties, waarna hij per dorp een verzamelstaat maakte. Die zond hij naar Arnhem, de hoofdstad van het gewest. Daar werd vervolgens de vergoeding bepaald. Hoe dat verder afliep is mij niet bekend. Belangrijker is dat de secretaris op de verzamelstaat elke nota een nummer gaf, dat in de transcriptie is overgenomen. Dit nummer correspondeert met de eveneens bewaarde originele nota’s. De transcriptie beoogt niet alleen de mogelijkheid om na te gaan wie er om welke (schade)reden wat declareerde, maar ook om via het nummer van de nota in het streekarchief Epe (oud-archief ambt Epe, inventarisnummer 96) het origineel in te zien. Het kan goed zijn dat uw eigen voorouder onder de getroffenen was, zodat u ruim twee eeuwen later kennis kunt nemen van zijn of haar leed.