C. Resolutieboek klooster Nazareth, 1619-1670.
Archief Staten van Veluwe, invnr. 354.
Rentmeesters:
- Peter van Dronenck, 1619-1645
- Jacob Cruijner, 1645-1654
- Hendrik Cruijner, 1654-1657
- Hermen Wulhesen, als waarnemend, 1657-1662
- Johan van Heerde, 1662-onbekend
Uittreksel
1619:
- Rentmeester (RM) mag een schaapschot zetten op het erf van het Klooster; nu in pacht bij Gijsbert Gerrits.
- Idem zal een as uit de windmolen verwijderen.
- 1620: zal een nieuwe molensteen kopen; de oude is kapot.
- Zal nog een schot maken.
De conventualen verzoeken of zij gebruik mogen maken van de verpachte koeweide; toegestaan, pachter krijgt vermindering van de pacht.
1621:
- Hout in Epe verkopen.
- Verkoop huis in Gortel aan de wed. Frederik van Wetten.
- Verlenging pacht Gijsbert Claes voor het erf in Gortel voor 2 jaar tot petri 1626; mits dat hij e.e.a. repareert.
- RM: klooster gaf inwoners Oene elk jaar 9 vanen bier; drie voor buurvrede, 3 bij kiezen heemraden en 3 als de Santgrave werd geschouwd. Als tegenprestatie was het klooster vrij in haar kampen. Mag de tegenwaarde in geld geven.
- RM: er zijn ook stedigheden aan de dijkgraaf en het kapittel van St. Marie (van de kamp die Albert Willems mede in pacht heeft);
- idem oplossen.Hermen Lamberts, onderschout te Oene, krijgt 6 gld. toegelegd wegens toezicht.Ida Pluckrose krijgt 100 gld. per jaar, is de laatste conventuale.
1622:
- De erfg. van de laatste procuratrix, Margaretha Willems, krijgen een pond per jaar.
- Betaling van sluisgeld.
1629:
- Ida Pluckrose wil verhuizen, want de kloostergebouwen zijn bouwvallig; krijgt 25 gld. huishuur elders.
- Palick Marckolff pacht de vervallen gebouwen, voor 325 gld.
Gerrit ten Holthe pacht het brouwhuis - om nieuwbouw te plegen - en drie akkers op de Scheercamp, gr. 1 molder gezaais en drie scharen weide in de Clooster koeweide, voor 25 jaar.
1630:
De erfg. van Ida Pluckrose geven door dat die augustus 1629 is overleden; krijgen eenmaal genot koeweide en alimentatie.
1632:
Gerrit ten Holthe wil de door hem gepachte gebouwen kopen.
1635:
Gerrit ten Holthe en Gerrit Jansen Brouwer tot Epe, pachten ‘t Santgen weer voor 6 jaar.
1637:
Gerrit ten Holthe di olde koopt de ruïne van de spinkamer voor 100 gld. mits dat hij de vervallen gevel en de put van de Kloosterwoning waar hij woont repareert.
1641:
- Gerrit ten Holthe pacht land.
Willem Geurts pacht de windmolen die zijn zal. schoonvader Gerrit Derx eerder pachtte, ingaande Bartholomeusdag 1642, voor 200 gld. per jaar mits hij o.a. het armengeld jaarlijks geeft.
1642:
Gerrit ten Holthe di jonge pacht land.
1644:
Gerrit ten Holthe di jonge; zijn pacht wordt voor 10 jaar verlengd, mits hij aan het Klooster Brouwhuis reparaties verricht.
1645:
- De wed. Peter van Dronenck zal tot petri 1645 het rentmeesterschap waarnemen. Als nieuwe aangesteld: Jacob Cruijner.
De molenaar mag delen van de molen vervangen.
1646:
De wed. Peter van Dronenck is nog 3790 Pond schuldig; Cruijner moet toch starten met zijn taak.
1647:
- De molen weer voor 6 jaar verpacht.
Gerrit ten Holthe di jonge verzoekt duidelijkheid over de expiratiedatum; zou niet 1661 maar 164 moeten zijn. Mag nog 12 jaar langer pachten, daarna schatting van de waarde van zijn opstallen.
1649:
- Het Cloostererve weer verpacht aan Gijsbert Gerrits voor 6 jaar, 218 gld. per jaar (in 1654 weer verlengd)
Een peppelboom bij het brouwhuis mag worden omgehakt.
1650:
Nieuwe pachter molen: Jurrien Hendrix Molenaar, voor 6 jaar, 225 gld. per jaar.
1654:
- Nieuwe rentmeester: Hendrik Cruijner. Hij klaagt over slechte betaling van de pachters; mag hen laten vervolgen door de drost.
Molen verkocht; daar deze staat op het Cloostererve moet een uitweg worden gegeven; pacht van het erf daarom verminderd.
1656:
Cloostererve na overlijden vorige pachter aan Aert Willems verpacht voor 230 gld. per jaar.
1657:
- Cloostererve is niet geruimd, de zoon van de overleden pachter, Gerrit Gijsberts, wil alsnog pachten. Moet maar proberen met de nieuwe pachter tot overeenstemming te komen.
Nieuwe rentmeester: Hermen Wulhesen, als waarnemend; is tevens knecht van de schout van Hattem.
1659:
Aelbert Plaete koopt de molen; geeft door dat er veel hypotheken op rusten. Tevens dat er ook veel gerestaureerd moet worden; kwijtschelding restant kooppenningen.
1660:
Henrick Hermsen heeft een vordering met de molen als onderpand; RM moet uitbetalen.
1661:
Het armengilde van Oene heeft van de jaarlijkse 3 gld. en 10 stv. die zij krijgen wegens de molen nog een flinke som tegoed. Krijgen maar een deel namelijk 100 gld. Indien men niet tevreden is moet men maar procederen.
1662:
- Gerrit ten Holthe, schout van Oene (bedoeld is Epe), wil vergoeding van de reparatie van diverse opstallen; taxatie van een onpartijdige nodig.
- Nieuwe rentmeester Johan van Heerde.
- Aelbert Plaete overlegd een bewijs dat in 1616 de molen werd belast met een rente ten behoeve van de armen; krijgt 100 gld. als vergoeding.
Aert Willems Groen, pachter van Cloostererve voor 6 jaar, krijgt door de verkoping van het molendeel, waarvan de schade op 450 gld. wordt geschat, een vergoeding.
1663:
- David (elders Diederik) van Zuylen van Natewisch verzoekt of hij de kloostergebouwen, die Ten Holthe pacht, mag kopen.
Na een uitspraak van de Gedeputeerde Staten van Veluwe toegestaan. Ten Holthe moet petri 1664 de gehele bebouwing ontruimen en alles wat aard en nagelvast is achterlaten.
1664:
- Gerrit ten Holthe, schout van Epe, geeft te kennen dat hij in 1629 voor 25 jaar, in 1644 nog voor 10 jaar en 1647 nog voor 12 jaar de pacht verkreeg. Heeft een nieuw huis, een schuur, twee bergen en een zomerkeuken getimmerd. Wil taxatie van het brouwhuis en gebouwen. Volgens hem is de expiratiedatum 1673. Het timmerwerk koste 700 gld., het metselwerk 600 gld. en aan diversen was hij 500 gld., dus in totaal 1800 gld. kwijt.
Hij krijgt deels restitutie, maar moet tevens onderhandelen over een deel overdracht van de door getimmerde bouwsels met de nieuwe eigenaar.
1668:
Diederik van Zuylen van Natewisch verzoekt om een vergoeding van misleverantie van schuur en bergen alsmede tijns van 30 stv. het jaar van een stuk land. De koopprijs zal opnieuw worden vastgesteld.
1669:
Derk Dionisius van Hoeckelum, als erfgenaam van zijn vader Johan van Hoeckelum, overlegd zijn remonstrantie van schuld. Wordt overgegeven aan zijn schuldeisers.