In het begin moesten mijn vader B.J. van Essen en de verdere werknemers van de 'Industrie Vaassen' bijeenkomen op het plein voor de fabriek. Ze werden hardhandig door de Duitse soldaten in twee rijen gezet. Deze wezen aan welke rij naar Duitsland moest om daar te werken in de gieterijen, de andere rij ging naar de Todt in Olst bij de IJssel om loopgraven te maken.

Mijn vader moest zich daar ook melden, samen met Johan Scholten en Potkamp. Ze gingen er lopend heen. Het was echte dwangarbeid. Ook moesten ze bomen kappen en op een boerderij werken die was gevorderd door de Duitsers. Ze werden bewaakt door soldaten met geweren, zodat ontsnappen onmogelijk was. De boerderij behoorde bij een groot landgoed, waar de burgemeester van Olst woonde. Deze was bij de N.S.B. De boerin werd gedwongen voor alle mannen, inclusief de Duitsers - die ze diep haatte - te koken.

Af en toe hoorde mijn moeder iets van mijn vader. Soms mocht hij van de boerin, met haar oude fiets, stiekem naar huis. Mijn moeder zorgde voor haar twee kinderen, kreeg aardappels en groente of ruilde deze. Het is wel gebeurd dat de buren, die clandestien slachtten, huiszoeking kregen en dan het vlees bij mijn moeder in de tuin kieperden. Als beloning kreeg ze dan wel eens een stukje vlees. Van jute meelzakken maakte mijn moeder hemdjes voor haar dochter, die in 1943 was geboren. De zwarte letters stonden er nog op.

Mijn vader en Scholten zijn in 1944 op spectaculaire wijze ontsnapt. Met hulp van de boerin zijn ze weggelopen. Kruipende in het donker, onder het oog van de Duitsers, kwamen ze na een urenlange tocht bij de IJssel aan. Daar pakten ze een roeiboot in de hoop dat die niet lek was en zo staken ze, al roeiende, de IJssel over. Als ze te moe waren, lieten ze zich meedrijven op de stroom. Eén keer kwamen ze bijna in het licht van de zoeklichten die de Duitsers bij de pont Olst-Welsum terecht. Soms liggende in de boot, hebben ze de overkant van de IJssel bereikt. Via de weilanden zijn ze in Epe aangekomen, maar konden niet naar huis vanwege de huiszoekingen. Scholten ging naar familie en mijn vader naar zijn schoonouders, die hem in de schuur verborgen. Mijn moeder wist van niets.

Dagen later hoorde ze het van Opoe, die het haar toen pas durfde te vertellen. Het heeft nog heel wat dagen geduurd, voor ze elkaar weer konden zien. Later, toen mijn vader wel weer thuis was, was er altijd die angst, als er op de deur geklopt werd.

Na de bevrijding heeft de hele buurt, waar mijn ouders woonden, een prachtige boog gemaakt. “Eindelijk vrij”. Die buurt was 'Beter Wonen' aan de Gildeweg.