Onder de 246 personen waren maar liefst 30 tappers, zodat de horeca ruim vertegenwoordigd was. Veel van deze exploitanten schonken echter een borrel in hun keuken of kamer uit. Elk buurschap had zijn eigen tapperij, vaak geƫxploiteerd door de vrouw des huizes.
De 75 knechten zullen hulpjes zijn geweest bij de diverse ondernemers. Boerenknechten hoefden geen patent te betalen. Ook de landbouwers, landlieden en dagloners waren vrijgesteld.
Opvallend is dat er verschil werd gemaakt tussen schoenmakers en schoenlappers. Aangezien er meer klompenmakers waren dan schoenmakers mogen we veronderstellen dat de meeste inwoners op klompen liepen. Of deed je langer over het maken van een klomp dan een schoen?
Tot de hogere middenstand gehoorde de chirurgijn, de molenaars, de brouwer, de horlogemaker, de winkeliers, de kooplieden, de schoolhouders, de doctor voor het vee, totaal 41 personen.
Van de tappers zullen enkelen wel een herberg of logement hebben gehad, zodat het totaal op 45 personen mag worden geschat. Zo'n 200 personen vormden de 'gewone' middenstand.