Dit jaar is het 150 jaar geleden dat de Hervormde kerk in Vaassen werd vernieuwd. Een goede reden om in drie afleveringen terug te kijken aan de hand van een verslag door ooggetuigen van deze vernieuwing.

De kerk werd te oud en te klein voor de gemeente. Er moest veel aan gebeuren. De kerkvoogdij besloot daarom het schip van de kerk te vernieuwen. De toren bleef echter staan.

Dominee Nijhof hield op 16 mei 1852 de laatste preek in de oude kerk. De tekst voor de preek kwam uit Mattheüs 24 vers 2b: Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.

De oude kerk van Vaassen


De afbraak was snel achter de rug. Dominee Nijhoff kon al na een maand, op woensdag 19 juni 1852, de eerste steen leggen voor de nieuwe kerk. Deze steen is aan de linkerkant van de voorgevel van de kerk (aan de Dorpsstraat) aangebracht. In het maandblad ´de Boekzaal der geleerde wereld´ werd hiervan in juli 1852 onder kerknieuws het volgende opgenomen:

 

Vaassen 19 Junij. Heden was het voor deze Gemeente een dag van dankbare blijdschap. Door milde liefdegaven, zoo van ingezetenen als welgezinden uit den omtrek en onderscheidene vrienden van onzen Leeraar uit Amsterdam, ’s Hage en elders, in staat gesteld tot het doen afbreken van ons oud, vervallen en te klein geworden kerkgebouw, alsmede tot den opbouw van een nieuw en grooter bedehuis, werd heden daaraan de eerste steen gelegd door onzen hartelijk geliefden Herder en Leraar, Ds. J. B. Nijhoff, in tegenwoordigheid van den geachten Burgemeester dezer plaats, Mr. E. F. J. Weerts, van den Kerkeraad, den Heer B. Looman, architect, den Heer Ph. Wegerif, aannemer en een aantal belangstellenden.

Nadat de organist op het nog aanwezige orgel het eerste vers van het tweede gezang gespeeld had, overhandigde de aannemer, onder het houden eener gepaste toespraak, de noodige bouwstoffen aan onzen Leeraar, welke, na het leggen van den steen, een treffend woord sprak tot de Kerkvoogden en Notabelen, den Burgemeester, den architect, den aannemer en eindelijk tot al de daar aanwezigen, daarbij vooral tot grondslag nemende 1 Kor. III: 10, 11. De Burgemeester beantwoordde deze toespraak waardig en minzaam, waarop de plegtigheid besloten werd met het spelen van het elfde vers van den 118 Psalm.

 

Wim van ‘t Einde