De oudste geschiedenis van onze regio is slechts terug te vinden in de bodem. Archeologen hebben dat verleden blootgelegd. Waar gaat het om? Grafheuvels, oude wegen, ijzerkuilen, urnenvelden, akkers, hunebedden, enzovoorts. Deze objecten worden thans als archeologische monumenten bewaard. Ze zijn oud en ontstonden in een tijd dat er nog niet geschreven werd. Daarom wordt deze periode de prehistorie genoemd. Het is niet toevallig dat de oudste archeologische monumenten in het zuiden en oosten van Nederland zijn te vinden, want de overige delen van ons land waren redelijk ontoegankelijk door het vele water en de moerassen.

Omstreeks 2700 voor Chr. woonde in onze omgeving het Trechtbekervolk, genoemd naar de trechtervormige hals van de (stenen) bekers die zij maakten. Sporen van hun activiteiten zijn zowel in Gortel als in Niersen gevonden. Aangenomen wordt dat zij behalve jagen ook bescheiden aan landbouw deden om aan voedsel te komen. Toch was het nog echt een trekkersvolk dat zich, nadat een stuk grond was uitgeput, verplaatste naar een andere plek. Hun opvolgers (2400 voor Chr.) waren bewoners behorende tot de Standvoetbekercultuur, die hun doden begroeven in kunstmatig opgeworpen heuvels. De bewaard gebleven exemplaren zijn de belangrijkste overblijfselen van hun cultuur. Meer dan duizend zijn er te vinden op de Veluwe, waarvan een aantal aan de huidige Elburgerweg. Naast aardewerk kwamen ook hamers, messen en bijlen uit de grond tevoorschijn. Na hen volgde de Klokbekercultuur (2200 voor Chr.), die enkele prachtige bekers naliet. Evenals hun voorgangers begroeven zij de overledenen in grafheuvels. Het was gebruikelijk om de dode in een hurkhouding te leggen met het gezicht naar het noorden of zuiden, afhankelijk van de sekse. Tevens gaf men de dode voeding en gebruiksvoorwerpen mee voor in het hiernamaals.

De genoemde volken leefden in het zogenaamde steentijdperk. Hun nazaten verwierven de kennis om brons te gebruiken, waaraan hun tijdperk (1700-700 voor Chr.) zijn naam dankt. Uit die periode zijn op diverse plekken urnenvelden en voorwerpen gevonden, zoals een bijl in Tongeren en een bijzondere ‘wigge’ (kokerbijl) in Epe.

Na de bronstijd kwam de ijzertijd waarvan de belangrijkste overblijfselen de zogenaamde Celtic Fields (vanaf circa 400 voor Chr.) zijn, voornamelijk te vinden aan de Gortelseweg tussen Vaassen en Gortel. De naamgeving heeft niets met de Kelten van doen, maar alles met akkers in ‘cel’-vormen, ook wel ‘raat’-akkercomplexen genoemd. Vanuit de lucht is goed vast te stellen dat het akkertjes zijn van circa 35-40 meter, omgeven door walletjes. Deze methode van bebouwing is waarschijnlijk gebruikt om de bodemvruchtbaarheid in stand te houden. Een vergelijking met de latere middeleeuwse enkbebouwing ligt voor de hand. De vele archeologische monumenten in de gemeente vormen een belangrijk cultureel erfgoed. Met de komst van de Romeinen, die zich af en toe op de Veluwe waagden, start de geschreven geschiedenis: de historie.

Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693