In 1609 had de kersverse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een Twaalfjarig Bestand gesloten met Spanje. Logischerwijze werd de defensie gelaten voor wat het was, zodat er hard gewerkt kon worden aan economische voorspoed. Voor onze streken was dat de vetweiderij en de opkomende papier- en koperindustrie.
In 1621 was het zover; het bestand zat erop. En het was meteen raak. Geruchten over verraad deden de ronde en de tegenstellingen tussen protestanten en rooms-katholieken en de onderlinge twisten binnen de eerstgenoemde gemeenschap zorgden voor onrust. Toen de ambtsjonkers en schouten van enkele schoutambten (waaronder Epe) de koppen bij elkaar staken om de belastingdruk te bespreken, leidde dat dan ook tot paniek in de Gelderse hoofdstad. Daar zag men overal spionnen. Het was een incident, maar ook een voorbode van wat er nog komen zou. De Staatse partij startte het vervolg van de Opstand slecht en de Spanjaarden, onder leiding van de bekwame legeraanvoerder Spinola, namen het initiatief. Steden werden heroverd en de onrust onder de bevolking nam toe. Haastig werd daarom vanuit Arnhem bevolen de IJssellinie, een reeks van kleine aarden versterkingen en wachttorens aan de Veluwse zijde van de rivier, te herstellen. Bij laag water en bevriezing kon de vijand simpelweg het onbeschermde hart van de Republiek binnenvallen, zeker omdat zowel de Achterhoek als Twente nog grotendeels in handen van de Spanjaarden waren. De herstart van de oorlog had grote gevolgen voor de bewoners van het schoutambt Epe. Niet alleen trokken er weer Staatse troepen door het gebied, maar ook moest geholpen worden bij het in orde brengen van de IJssellinie. De mannelijke ingezetenen hielpen zand en stenen te vervoeren naar de rivier om de versterkingen te herstellen. Op andere momenten werd van hen verlangd soldaten met karren te verplaatsen van het ene naar het andere ambt. Vaak kwam zoiets op ongelegen momenten, bijvoorbeeld als er geoogst moest worden. De oorlog was een ware plaag voor de boerenbevolking, zeker als er ook nog geplunderd werd door de eigen troepen! Door bevriezing van de rivier kon de vijand met zo’n tienduizend man op 17 februari 1624 bij Dieren de IJssel overtrekken, waardoor er een panische angst uitbrak. Gelukkig was de overval van korte duur. Invallende dooi zorgde voor een ommekeer. Maar op de Veluwe zat de schrik er goed in. De Gelderse overheid bepaalde daarom dat de mannelijke bevolking bij vriesweer wacht moest lopen langs de IJssel.
Vanuit het dorp Epe was het schuttersgilde van Sint-Maarten hier zeker bij betrokken. Gerustgesteld was men allerminst. Toen in 1626 Frederik Hendrik, prins van Oranje, stadhouder van de Nederlanden werd, keerde het tij. Hij nam het initiatief over en veroverde achtereenvolgens Oldenzaal en Groenlo, zodat Twente en de Achterhoek Staats gebied werden. De Veluwenaar kon nu gerust gaan slapen; de vijand zat alleen nog maar beneden de grote rivieren, zo was de redenatie. De stadhouder had snode plannen en startte in 1629 het beleg van Den Bosch, een van de belangrijkste steden in Brabant. Hij dwong hierbij bewondering af bij vriend en vijand, al verzon de laatste een list. Door een snelle inval via het onbeschermde hart van de Republiek hoopte men dat de prins van Oranje het beleg wel zou opbreken.
In juli 1629 trokken de Spanjaarden op twee plekken de IJssel over om vervolgens het platteland te plunderen, waarbij alle boerderijen in vlammen opgingen. Ook onze dorpen ontsprongen de dans niet. De mensen vluchtten in paniek naar de steden, have en goed achterlatend, want het vege lijf moest als eerste worden gered. Pas toen door ingrijpen van de Staatse legerleiding achter de Spaanse rug om een belangrijke vesting ingenomen werd, raakten de Spanjaarden op hun beurt in paniek. Haastig werd de Veluwe verlaten. Wat achterbleef was een leeggeplunderd en uitgebrand land. Toen de bewoners uit de steden terugkeerden, vonden zij niets van waarde. Alles moest vanaf de grond worden opgebouwd. Het was een hard gelag. Dat Den Bosch door de prins werd ingenomen, was voor de lokale bevolking dan ook nauwelijks een troost. Gelukkig braken er zonniger tijden aan. De huizen werden weer opgebouwd, de (papier)handel nam toe en er werden goede prijzen gemaakt in de landbouw. Ook voor onze regio brak nu een bescheiden Gouden Eeuw aan.
Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693