1825:

De landbouw is op goede voet; de voornaamste gewassen zijn rogge, boekweit, tarwe, gerst, haver, bonen, erwten, aardappelen, wortelen, knollen, oliezaad, hooi.
Men verbouwd voor eigen consumptie.
Er is weinig handel; alleen wat papier en hout tegen een lage prijs.
Fabrieken: De papier- en kopermolens, koperpletterij en knipperijen, en de bierbrouwerij zijn meestal in volle werking.

 

1835:

Over het algemeen is de welvaart middelmatig voorspoedig, weinigen zijn behoeftig.