Na de kerstening van onze streken schonken rijkere inwoners regelmatig land aan kloosters en kerken, met als doel in het onderhoud van de geestelijken te kunnen voorzien. Bij dergelijke schenkingen hoorden ook de mensen die op dat land woonden en werkten. Deze personen werden als horigen beschouwd. Hun positie hield in dat zij niet zomaar allerlei zaken konden regelen, en trouwen mocht alleen binnen de eigen groep. Voor de exploitatie van het land droegen zij pacht af aan de eigenaar. Toch hadden de horigen wel degelijk rechten naast hun plichten, dus zij zijn niet te vergelijken met slaven. Naast de horigen waren er ook vrije mensen, er was adel en er waren geestelijken. Deze samenleving wordt als standenmaatschappij aangeduid.

Om de exploitatie van de landerijen en de daaraan verbonden horigen goed te regelen, ontstond het zogenaamde hofstelsel. Een grootgrondbezitter, dat kon zowel een adellijk persoon als een geestelijke instelling zijn, wees een (hof)boerderij aan van waaruit de overige horige landerijen en hun bewoners werden aangestuurd. Daar woonde dan een (hof)meier die zorgde voor het innen van de pacht, die eenmaal per jaar bij de eigenaar werd bezorgd. Tevens werd er geregeld rechtgesproken over ontstane geschillen tussen de horigen en werden andere kwesties geregeld. Een hofboerderij was hierdoor het belangrijkste gebouw in een buurschap of kerspel en werd niet zelden versterkt met zware muren en grachten, een soort burcht. Een van de belangrijkste geestelijke instellingen van het bisdom Utrecht was het kapittel van Sint Marie, dat veel bezit had op de Veluwe. Voor het beheer stichtte deze instelling vier hoven, waaronder een in Oene, dat al snel Oenerhof werd genoemd. Onder het hof viel een groot aantal boerderijen, die deels in Oosteroene lagen. Uit de bewaard gebleven documenten over dit hof blijkt, dat de hofmeier moest waken over de rechten van het kapittel en de plichten van de horigen. Deze horigen moesten de hofmeier twee dagen dienst en één vim (104 bossen) riet per jaar leveren. Eenmaal per jaar kwamen de kanunniken van het kapittel om recht te spreken op het hof, het zogenaamde hofgericht. Mochten zij verhinderd zijn, dan regelde de hofmeier deze aangelegenheid.

Het ambt van hofmeier kwam al snel in bezit van de familie Ten Have, zelf ook een horige familie. Als erfpachters van het goed, ontwikkelden zij een zekere machtsbasis in Oene. Toen eind veertiende eeuw de horigheid langzaam begon te verdwijnen, trouwde een van hen met een niet-horige vrouw. De opvolgende zoon weigerde zich als horige te laten erkennen, wat leidde tot een fors geschil met Sint Marie. De Utrechtse instelling rook nu haar kans om van de eigenzinnige hofmeiers af te komen en verpachtte in 1428 het hof aan de familie Gruyter. Die moest maar liefst zeven jaar geduld hebben, want de Ten Haves weigerden eenvoudigweg het hof te verlaten waarbij geweld niet werd geschuwd. Onder aanvoering van de voormalige hofmeier trok men naar Wilp, waar op een ander hof van Sint Marie een proces plaatsvond over de kwestie. De woedende Ten Haves gingen daarbij zelfs zo ver, dat een opslagplaats voor koren in brand vloog! Het kapittel moest het hoofd buigen en uiteindelijk kwam het tot een 'gantse vaste volcomen zoene' (vrede). Vijftigjaar later zou de geschiedenis zich herhalen toen de familie Gruyter op haar beurt het veld moest ruimen. Wederom ging dit niet van een leien dakje. Blijkbaar was het bezit van het hof heel wat waard!

Toen het hofsysteem definitief uit de mode raakte, verdween ook de functie van hofmeier. Sint Marie verpachtte vanaf de zestiende eeuw de landerijen apart, terwijl de hofboerderij zelf de woning van de Oener koster werd. Het complex dat onmiddellijk ten westen van de kerk lag, werd midden zeventiende eeuw voor het laatst als Oenerhof aangeduid. Het verdween in de negentiende eeuw bij herbouw rond de kerk. Wie al eerder verdwenen, waren de horigen; zij zouden zich als zogenaamde geërfden (bezitters) verenigen in hun belangen inzake de gronden, waardoor de marken ontstonden.

Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693