Hertog Karel van Gelre (1467-1538) vocht voor een zelfstandig Gelderland. Daar had hij politieke én militaire steun voor nodig. Politieke steun kreeg hij van de Franse koning. Deze voelde zich omsingeld door de Habsburgers, die heersten over Duitsland, Spanje en de Nederlanden. Militaire steun kreeg hij vooral van zijn drie legeraanvoerders, van wie Maarten van Rossum (1478-1555) het bekendst werd. Maarten van Rossum werd geboren in Zaltbommel als tweede zoon van Johan van Rossum, heer van het dorpje Rossum en bezitter van de burcht Poederoyen, beide gelegen in de Bommelerwaard. Maarten ontving de ridderslag toen hij twintig jaar oud was. Vanaf 1516 duikt zijn naam op als legeraanvoerder. Hij vocht voor hertog Karel van Gelre in Friesland, Groningen, Overijssel en zelfs in Brunswick (Duitsland). Maar zijn beroemdheid én beruchtheid dankt hij toch vooral aan zijn veldtochten in Utrecht, Holland, Brabant en Vlaanderen. Een kleine opsomming: in 1516 bezette hij Weesp en Muiden, maar Amsterdam lukte net niet. De stad Utrecht veroverde hij in 1527. Den Haag plunderde hij in 1528 twee dagen lang met tweeduizend soldaten. In 1542 belegerde hij met 16.000 man Antwerpen, dat zich echter danig had versterkt, zodat hij het beleg ophief en zich al plunderend terugtrok via Lier, Mechelen, Leuven en Namen.
In 1543 voerde hij opnieuw de Gelderse troepen aan en bezette hij Sittard en Arnersfoort. ’s-Hertogenbosch bleek zo goed verdedigd te zijn, dat hij besloot de wijde omgeving te plunderen, onder andere Vught, Tilburg en Eindhoven moesten het ontgelden. Het waren de laatste stuiptrekkingen van het hertogdom Gelre, want op de rijksdag van 1543 in Neurenberg had keizer Karel V echt genoeg van de Gelderse luis in zijn keizerlijke pels. Hij organiseerde een expeditie tegen de hertog van Gelre en maakte voorgoed een eind aan het dromen over een onafhankelijk Gelderland. Nooit meer zou de strijdkreet ‘Gelre, Gelre’ worden gehoord.
Keizer Karel V besefte echter dat hij een ‘vakman' als Maarten van Rossum goed zou kunnen gebruiken en daarom nam hij hem in dienst als legeraanvoerder. Zelfs toen Van Rossum al 73 jaar oud was, leidde hij nog veldtochten in Noord-Frankrijk en bedreigde hij in 1552 zelfs Parijs. In 1553 benoemde de keizer hem tot gouverneur van Luxemburg, maar op 7 juni 1555 stierf hij aan de pest in Antwerpen. Hij werd begraven in het dorpje Rossum. Getrouwd is hij nooit, al liet hij wel een zogenaamde natuurlijke dochter na. Zijn bezittingen gingen daarom over naar zijn zuster Margaretha, die getrouwd was met Johan van Isendoorn, afkomstig uit het Betuwse dorpje IJzendoorn ten oosten van Tiel.
Maarten van Rossum werd rijk, vooral door Zijn aandeel in de oorlogsbuit, zoals afkoopsommen ter voorkoming van plundering, losgeld voor gevangenen en de vele buitgemaakte waardevolle goederen. Van deze opbrengst bouwde hij tussen 1539 en 1546 het fraaie Duivelshuis in Arnhem. De gevel van dit gebouw wordt nog steeds gesierd met een inscriptie, waarin de grote Gelderse droom doorklinkt: Nijmegen de oudste - Roermond de stoutste (dapperste) - Zutphen de rijkste - Arnhem de genoeglijkste.
In 1537, een jaar voor zijn dood, schonk hertog Karel van Gelre aan Maarten van Rossum een ruïne in Vaassen, als dank en als beloning voor alles wat zijn maarschalk voor hem had gedaan. Ooit was die ruïne een kasteel, dat al in 1365 werd vermeld in de kronieken. Maarten van Rossum was er erg blij mee, want hij wilde er een slot in renaissancestijl van maken. Met de bouw startte hij in 1543, maar de voltooiing heeft hij niet mee mogen maken. Daarvoor zorgde de familie Van Isendoorn à Blois in 1576. De Van Isendoorns bewoonden het kasteel tot 1865 en brachten in de loop van de tijd veel veranderingen aan. In 1945 kwam het kasteel in her bezit van de Stichting Geldersche Kasteelen te Arnhem, die het in de jaren 1975-1981 ingrijpend liet restaureren en in oude trant liet inrichten.
Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693