In 1557 werd keizer Karel V door zijn zoon Philips II als heer der Nederlanden opgevolgd. Dit hield in dat hij in onze streken hertog van Gelre werd. Philips vestigde zich in Madrid en benoemde in de Nederlanden een landvoogdes, die werd bijgestaan door stadhouders. Al snel ontstond er ontevredenheid tussen de landvoogdes en de hoge adel over de gang van zaken. De adel werd aangevoerd door prins Willem van Oranje, stadhouder over Holland en Zeeland. In 1566 kwam het tot een uitbarsting van geweld met als nasleep de Tachtigjarige Oorlog, ook wel de Opstand genoemd (1568-1648).1585

Het ging vooral om het behoud van de specifieke lokale en gewestelijke privileges, maar ook om vrijheid van geloof. Dat Philips dit via de inquisitie (Kerkelijke rechtbank) trachtte te verhinderen, namen zowel rooms-katholieken als protestanten hem hoogst kwalijk. Het stuitte de eigenzinnige Nederlanders tegen de borst dat andersdenkenden op de brandstapel werden gezet. In 1579 richtten de opstandelingen een eigen staat op waarbij ook Gelre zich aansloot: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was geboren. Philips liet het er niet bij zitten en stuurde een bekwame legeraanvoerder naar de Nederlanden, de hertog van Parma. De eerste jaren was deze te druk in het zuiden (Vlaanderen) en daardoor kwam vrijwel al het gebied boven de grote rivieren in handen van de Republiek. Door verraad kwam in 1581 een groot deel weer in het bezit van de Spanjaarden. Er ontstond nu grote paniek onder de Staatsen, zoals de opstandelingen zichzelf noemden.

Vooral op de Veluwe heerste angst als gevolg van de Opstand. Dichthij waren de steden Deventer en Zutphen in handen van de vijand, Hattem wist te ontkomen aan Spaanse bezetting terwijl Elburg, Harderwijk en Arnhem met kunst en vlierwerk behouden bleven voor de Staatsen.. Er ontstond nu een warrige situatie. Vanuit de IJsselsteden zetten de Spanjaarden vaste voet op de Oost-Veluwe, terwijl de Staatsen het noorden, westen en zuiden beheersten. Het gevolg was een guerrilla-oorlog op de Veluwe. Het gelag werd betaald door de onbeschermd liggende dorpen, buurschappen en boerderijen. Geregeld kraaide do rode haan op het dak (brandstichting) of werden de mensen gedwongen plunderingen af te kopen of ze werden, in het ergste geval, gedood.
Uit 1582 dateert de volgende aantekening over de situatie in ons schoutambt: ‘Het ampt van Eep wort heel desolaet, alsoe dat hondert ende viiffendetwintich soe erven als hoffsteden ledich liggen, eendeels verstorven, eendeels in (omdat) den principalen naar den steden vertrocken (zijn), alsoe datter nicht oder gans weinich in denselven heelcn ampt van Eepe geseit (gezaaid) en wordt.’

Het schoutambt was dus uitgestorven, men vond het gevaar te groot. De chaos was compleet, zeker omdat ook schout Gerrit ten Holthe naar Elburg was uitgeweken. De Staatse overheden hadden geen oog voor het gevaar en gaven het bevel hem gevangen te zetten; men lag hem als verrader. Gelukkig liep het met een sisser af. Men liet hem weer vrij, al moest hij wel de eed van trouw op de Republiek afleggen. Blijkbaar vertrouwde men hem toch niet helemaal.

In 1584 bezette de vijand Vaassen waarna er stevig werd geplunderd. Pas toen ook dc Staatse partij genoeg troepen op de been brachten en aan een bekwaam man, hopman Wolter Hegeman, de leiding werd gegeven, keerde het tij. Hij wist de vijand over de IJssel te jagen. Toen in 1591 Deventer en Zutphen werden ingenomen door stadhouder Maurits, de zoon van Willem van Oranje, kon men opgelucht ademhalen. De schout keerde terug, de chaos leek voorbij en vanuit Arnhem ging men nu het lokale bestuur aansturen.

Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693