1600De reformatie vond in onze regio later plaats dan in andere delen van het land. Dit werd veroorzaakt door de strijd tussen de staatse troepen die de West-Veluwe bezetten, en de Spanjaarden die gelegerd waren in de IJsselsteden. Pas nadat in 1591 deze steden definitief onder staats gezag kwamen, kon de reformatie ingezet worden.

Eerder hadden de Gelderse staten al wel plakkaten uitgevaardigd om ook in het Gelderse de reformatie te bevorderen. Maar de meeste inwoners van de Veluwe, onder wie een deel van de adel, voelden niet veel voor het protestantse geloof. Daarbij kwam dat in onze gemeente de adellijke familie Van lsendoorn à Blois, die op De Cannenburch woonde, de lokale rooms-katholieke geestelijken hielp bij de handhaving van het ‘oude geloof’. Zij bleven dan ook op hun post en weigerden gehoor te geven aan de oproep van de Gelderse Staten. Pas na 1591 werd de druk opgevoerd om over te gaan naar het nieuwe geloof. In de praktijk zou het een proces worden van wie de langste adem had, waarbij de staten uiteindelijk wonnen. Met het celibaat namen de rooms-katholieke geestelijken het niet zo nauw. Velen van hen hadden een bijzit, een vrouw die bij hen het huishouden deed, maar bij wie ze ook kinderen verwekten. Bij de overgang naar het nieuwe geloof werd de pastoors opgedragen met deze bijzit te trouwen.

De geestelijken die naar het nieuwe geloof overgingen, moesten een examen afleggen om aan te tonen dat zij voldoende kennis hadden om als dominee te kunnen werken. Een deel van de geestelijken had hun aanstelling namelijk niet door hun kennis gekregen, maar vanwege relaties. Ook moesten ze een formulier ondertekenen, waarin de basis van het nieuwe geloof in twaalf artikelen was opgesomd. Deze artikelen gaven ook de eisen weer waaraan een predikant moest voldoen.
Ludolf Pieck was de laatste pastoor van Epe. Hoewel hij in 1592 in Nijbroek de twaalf artikelen van de reformatie ondertekende, werd hij al snel daarna door de Gelderse synode geschorst. Het duurde echter tot 1598 voordat hij daadwerkelijk werd afgezet. Hij herriep het ondertekenen van de twaalf artikelen en gaf aan dat hij het niet eens was met de inhoud ervan. Hij kreeg bij zijn afzetting overigens wel een uitkering. Later dat jaar werd hem aangeboden om toch nog predikant te worden. Hij moest dan wel verschijnen op het examen in Arnhem. Dit weigerde hij, wat leidde tot zijn vervanging.

De pastoor van Oene, Bartholomeus ter Cluise, ondertekende in 1592 in Nijbroek in eerste instantie de twaalf artikelen, met uitzondering van twee. Hij was het niet eens met het tweede, dat over de geloofsleer in de catechismus ging, en het twaalfde, waarin het recht van de synode werd geregeld om predikanten te schorsen en te ontslaan. Hij werd pas in 1595 afgezet.

Ook de Vaassense pastoor, Peregrinus van Hierde, ondertekende in 1592 de twaalf artikelen met uitzondering van het tweede en twaalfde. Hij had kinderen bij zijn bijzit, met wie hij pas in 1606 trouwde. Een van zijn kinderen werd overigens elders op de Veluwe predikant; een van zijn kleinkinderen werd zelfs predikant in de standplaats van zijn grootvader, Vaassen. Ondanks dat de oude pastoor in 1595 werd afgezet wist hij het proces bijna twintig jaar (tot 1609) te rekken. Op 13 maart 1609 gelastte het Gelderse Hof, dat de schout de pastoor moest verbieden zich nog met de kerkdienst te bemoeien. De schout meldde dat de pastoor erg ziek was en verzocht om nog één keer met Pasen een mis te mogen leiden. Dit werd hem niet gegund. Hij werd niet direct vervangen door een nieuwe predikant, omdat deze niet voorhanden was. De predikanten van Apeldoorn en Beekbergen namen het werk in Vaassen waar.

De reformatie in het schoutambt Epe werd daarna een feit, al zouden met name in Vaassen velen rooms-katholiek blijven.

Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693