Omstreeks 1740 kwam er een einde aan de economische bloei in de Republiek, en in onze regio specifiek aan die van de papierindustrie. Ongetwijfeld hebben de toenmalige inwoners dit aan den lijve ondervonden door teruglopende werkzaamheden en inkomsten. Dit leidde tot problemen, onder meer bij het afdragen van de belastingen.
In augustus 1748 verzette de boerrichter van het buurschap Vaassen, Elbert Teunissen, zich tegen de werkwijzen van de belastingpachters. Op een bijeenkomst van de geërfden (de grondbezitters) over het herstel van een brug over een van de dorpsbeken en de daartoe te betalen heffing, werd het systeem van belastingpacht ter sprake gebracht. Het innen van de belasting geschiedde onder toezicht van de ambts-jonkers, die bij het innen van die gelden misbruik maakten van hun positie. De feitelijke afdracht vond plaats bij de zogenaamde zetters. De geërfden waren wel bereid de opgelegde belastingen te betalen, maar niet aan de door de jonkers aangestelde zetters. Het protest werd ondersteund door de gehele bezittende klasse, niet alleen in Vaassen, maar ook in de andere buurschappen van Epe, behalve door het buurschap Oene (daar waren ook geen papiermolens). Het innen van de belasting werd op dat moment door de actie van de boeren verhinderd.
De schout van Epe richtte onmiddellijk een verzoek aan de landdrost van de Veluwe om troepen te sturen, waaraan voldaan werd door het zenden van een commando van 25 man, later gevolgd door meer manschappen. Over de inkwartiering van deze troepen ontstond vervolgens onenigheid. Inkwartiering vond plaats bij de ‘gemeene man’ maar deze konden de soldaten minder goed de kost geven dan de gegoede burgers. Zonder dat er gevochten werd, verliep het oproer spoedig. De drost was in staat geweest snel troepen te sturen. Veertig jaar eerder hadden de ‘plooierijen' — de conflicten tussen de 'nieuwe plooi’ (de staatsgezinden) en de ‘oude plooi’ (de oranjegezinden) - tot vrij ernstige ongeregeldheden geleid, vooral op de Veluwe. Er lagen dan ook in de omgeving troepen paraat die snel ingezet konden worden. Zodoende kon het zekere voor het onzekere worden genomen.
Het pachtersoproer was geen exclusief fenomeen voor de Veluwe. Door de economische teruggang na 1740 waren de spanningen toegenomen, hetgeen leidde tot conflicten tussen de staatsen en de prinsgezinden. De grieven richtten zich het meest tegen het systeem van belastingpacht, die in handen was van de landadel. De geboorte van Willem V in maart 1748 is waarschijnlijk de directe aanleiding geweest. De prinsgezinde landadel stak de loftrompet over de geboorte van een mannelijke Oranje-opvolger. Voor de plattelandsbevolking was het reden om in opstand te komen. De eerste ongeregeldheden ontstonden in Groningen en Friesland, kort na de geboorte van de jonge prins. In Amsterdam vielen zelfs een paar honderd doden. Deze onrust ging dus ook aan Epe niet voorbij.
Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693