‘ Jongelui, vanaf morgen is onze school door de Duitsers gevorderd. Dat betekent dat zij hier voor een onbepaalde tijd zullen verblijven. We proberen zo spoedig mogelijk een geschikte ruimte te vinden. Jullie zijn in ieder geval de rest van de week vrij.’ Woorden van deze strekking zullen in Epe uitgesproken zijn. Misschien reageerden de leerlingen enthousiast op de mededeling dat ze een aantal dagen vrijaf kregen. In ieder geval werd geprobeerd lesuitval te beperken. Zo werden de leerlingen ondergebracht in kerken en in een garage. Zelfs kamers van woonhuizen fungeerden als leslokaal. Soms lukte het niet om iets vinden: leerlingen bleven dan voor langere tijd thuis. Het vorderen van scholen en andere gebouwen vond vooral plaats in het tweede deel van de oorlog.

Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen, waren de Epenaren ongerust. Zou er in Epe gevochten gaan worden? Hoe zou het de mannen uit Epe vergaan, die ons land moesten verdedigen tegen de superieure aanvaller? Enkelen van hen lieten bij de oorlogshandelingen het leven. Gelukkig werd de gemeente Epe geen strijdtoneel. Na de vijf oorlogsdagen was er dan ook sprake van een zekere opluchting: de gemeente was voor rampspoed bewaard gebleven en de aanvankelijke indruk die de Duitsers gaven, was over het algemeen niet ongunstig. In zijn toespraak voor de Eper gemeenteraad op 7 juni 1940 vertelde burgemeester I.N.Th. Diepenhorst onder meer het volgende over zijn eerste ontmoeting met de bezetters: ‘Een bijzondere kalmeerende invloed heeft het standpunt van de bezettingsautoriteiten gehad, dat zij zich alleen interesseerden voor de rust en orde in ons land en geenerlei bemoeienis, nu of in de toekomst wenschten met onze politieke verhoudingen. Evenmin als wij dat onderling behooren te doen, wenscht men van die zijde eenig onderscheid te maken, al naar gelang van nationaliteit, geloof, politiek of andere groepering’.
Net als de andere Nederlanders probeerden de Epenaren het dagelijkse leven zoveel mogelijk voort te zetten. Sommigen namen vanaf het begin een zeer principiele houding aan: de bezetter moest in alles tegengewerkt worden. Anderen waren enthousiast over de nieuwe orde. Vooral een kleine groep NSB'ers stelde zich onder leiding van de groepsleider fanatiek op. Het merendeel van de bevolking bewoog zich tussen deze twee uitersten. De Epenaren waren over het algemeen afwachtend en coöperatief. Hoewel zij hoopten dat de Duitsers de oorlog zouden verliezen, was er van verzet aanvankelijk nog nauwelijks sprake.

Het dorp Epe (in 1940 telde het zo‘n 6.500 inwoners) bleek een betrekkelijk goede plaats om te vertoeven. Zo was er in Epe, zeker in vergelijking met andere delen van het land, geen sprake van een groot voedseltekort. Bovendien bleef Epe bespaard voor tragedies, zoals in Oene, waar bij een bombardement vijftien doden vielen. Wel ontsnapte Epe een aantal keren aan een ramp. Neergestorte jachtvliegtuigen en bommenwerpers veroorzaakten echter geen burgerslachtoffers. Een ontploft munitieschip in het Apeldoorns kanaal bracht alleen veel schade teweeg. Het eerste jaar van de bezettingstijd verliep in betrekkelijke rust. Dat zou snel veranderen.

Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693