1949In 1949 besloot het gemeentebestuur in Epe een b.l.o.-school (buitengewoon lager onderwijs) te beginnen; hiertoe werd de Dr. A. van Voorthuysenstichting opgericht. Ian van der Reijden werd in 1952 de eerste directeur. Toen hij aan het werk Wilde gaan, was er nog niets. Huize Beekzicht stond tot zijn beschikking en verder moest hij het zelf maar invullen.

Jan van der Reijden is leerlingen gaan zoeken en heeft daarvoor alle scholen in Epe en nabije omgeving bezocht. Hij legde uit wat de bedoeling was en vroeg of er leerlingen waren, die in aanmerking kwamen voor het b.l.o. Dit was niet tegen dovemans oren gezegd, want er werd een groot aantal leerlingen opgegeven die allemaal getest moesten worden. Het IQ van een leerling mocht niet boven de tachtig uitkomen. Door de ouders werd heel verschillend gereageerd: er bestond wel eens weerstand of afwijzing: ’Mede namens het overleg alsdat het niet doorgaat' zoals een van de ouders het formuleerde in een b14, ook nog in gebruik geweest als BLO onderwijskopieriefje. Maar daar stond tegenover dat er ook ouders waren die smeekten hun kind op deze school toe te laten.

De officiële opening van de school vond plaats op 28 april 1953, met 54 leerlingen verdeeld over drie klassen. De naam van de school werd ‘Prinses Marijkeschool’. Er was, met toestemming van koningin Juliana, voor de naam van deze prinses gekozen, omdat zij ook gehandicapt is. Beekzicht werd opgeknapt na vijf jaar leegstand. Toen de school van start ging, waren de bouwvakkers nog bezig om de drie lokalen beneden in orde te maken. Boven ging de familie Van der Reijden wonen; daar kwam ook een woning voor een onderwijzer. De juf moest op kamers.

De school liep goed en het gebouw was direct al te klein. In 1957 kwam er een nieuw gebouw met zes lokalen, een keuken, een overblijflokaal en een handenarbeidlokaal. Er kwamen ook nieuwe leerkrachten bij: zes onderwijzers op 108 leerlingen. Aan het achterste lokaal kwam een uitbreiding met een spreekkamer, een klaslokaal, een arbeidslokaal en een gymnastieklokaal met kleedruimte en douches. Het arbeidslokaal was bedoeld voor de oudste jongens; zij konden werken aan werkbanken voor handenarbeid, lassen, metaalbewerken en dergelijke. Voor de meisjes was er een huishoudlokaal met zowel theorie als praktijk in een keukenafdeling. Het uitgangspunt was altijd de leerlingen op te leiden voor de praktijk. Het was niet de bedoeling om op hetzelfde niveau te komen als het gewoon lager onderwijs.

Na het b.l.o. was er vervolgonderwijs, het voortgezet buitengewoon onderwijs voor leerlingen van 12 tot 16 jaar. Dit werd noodzakelijk, omdat de leerplicht was verlengd. Deze school begon in een oude timmerfabriek aan de Brinklaan en daarna in een gebouwtje aan de Lange Veenteweg, dat oorspronkelijk een sociale werkplaats was. Ook deze school viel onder de verantwoordelijkheid van Jan van der Reijden. Er werkten een onderwijzer, een werkmeester, een praktijkdocent, een conciërge en een badjuffrouw, die de kinderen twee keer per week onder de douche zette. Er waren nog niet zoveel douches bij de mensen thuis! Jan van der Reijden is tot 1976 werkzaam gebleven. Bij zijn afscheid is de school omgedoopt tot ‘Jan van der Reijdenschool’.

Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693