Aan het begin van de zestiende eeuw verwierf de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) de macht over de specerijhandel, waardoor er nauw contact ontstond met de Molukse telers. Eerst waren de prijzen van de specerijen gepeperd, maar toen in de negentiende eeuw de specerijen steeds minder waard werden, besloten veel Molukse jongeren noodgedwongen in dienst te treden van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) om zo hun families te onderhouden. Zij raakten daardoor verspreid over de vele eilanden van de Indonesische archipel.

De Molukken vielen na de Indonesische onafhankelijkheid (1949) onder de deelstaat Oost-Indonesië. De nieuwe republiek Indonesië wilde echter een centrale regering in Jakarta en in april 1950 werd de deelstaat gedwongen zich aan te sluiten bij de federatie. Als reactie werd op 25 april 1950 op Ambon de Republiek der Zuid-Molukken (RMS) uitgeroepen. De Molukse militairen besloten daarop dat zij terug wilden keren naar Ambon. Indonesië verbood dat, waarna de Nederlandse regering de Molukkers ‘tijdelijk’ naar Nederland haalde. Op 21 maart 1951 kwam het schip de ‘Kota Inten' met de eerste Molukkers aan in Rotterdam. Er zouden nog 14 schepen met 4.000 Molukkers volgen. Ze werden in Nederland in kampen gehuisvest, onder andere in de Schattenberg (kamp Westerbork) en Lunetten (kamp Vught), beide voormalige Duitse concentratiekampen.

1954Tussen 1950 en 1960 hadden de Vaassense ondernemingen NV Industrie en Vulcanus veel werk en zij zochten werknemers en woongelegenheid voor hen. De gemeente Epe wilde wel bouwen. Op 29 mei 1954 besloot het Departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid een woonoord voor Ambonezen in Vaassen te stichten, beheerd door het Commissariaat voor Ambonezenzorg. Vervolgens werd in 1955 aan Architectenbureau ir. H. Lamrners de opdracht gegeven tekeningen te maken. De kosten van het hoofdzakelijk uit hout opgetrokken gebouwencomplex met terreinaanleg, riolering, enzovoorts werden getaxeerd op circa 2,5 miljoen gulden. Het complex verrees aan de Kouwenaarsweg, bij de toenmalige stortplaats van de IJzergieterij Vaassen. Het omvatte 27 barakken voor zes gezinnen, drie barakken voor vier gezinnen, een barak voor de twee beheerdersgezinnen, een kerk, kantine, de kleuter- en lagere school, ziekenhuis, beheerderskantoor en badhuis. Een barak was opgedeeld in een aantal kamers en per gezin kreeg men één kamer, die inclusief slaap-woon-kookgelegenheid zes bij acht meter groot was. Douchen en wassen kon in een apart gebouw. De heren J. over de Linden (beheerder) en A. IJspeert (adjunct-beheerder) beheerden het woonoord. Op 18 augustus 1958 werden de eerste barakken door Molukse gezinnen betrokken. Toen koningin Juliana in september 1958 het woonoord bezocht, woonden er 133 gezinnen met in totaal 763 personen. Velen van hen kwamen van kamp Schattenberg. De lagere school op het woonoord had meteen 200 leerlingen en de kleuterschool 70 kinderen.

Omstreeks 1970 nam de gemeente Epe de zorg over en besloot de houten barakken af te breken en eengezinswoningen voor de Molukkers te bouwen, beheerd door woningbouwvereniging ‘De Vier Dorpen’. Dit stuitte op weerstand bij een aantal Molukse families. Die waren bang hun KNIL-rechten (als volledige verzorging door de overheid ten aanzien van belastingen, huur en dergelijke) te verliezen. Op 14 oktober 1976 werden door een politieleger van 500 man met veel machtsvertoon en pantserwagens een groot deel van de barakken met geweld ontruimd. Een aantal families verhuisde naar elders en de rust keerde weer. In 1981 werden de laatste barakken (de 12 gezinnen kwamen tijdelijk in schakelwoningen) gesloopt. Helaas ging ook deze ontruiming niet op vrijwillige basis. In 2006 is in de Molukse wijk een beeld onthuld ter herinnering aan de komst van de Molukkers in Nederland. Anno 2007 wonen er ongeveer 1.000 mensen van Molukse afkomst in Vaassen.

Dit artikel komt uit "De Eper Canon, Geschiedenis van een gemeente".
2e herziene en uitgebreide druk, (c) 2011 Rotary Club Epe / Ampt Epe
ISBN 978-94-6190-451-5; NUR 693