1402-1870 Cannenburch, collectie Moerman
Transcriptie: Evert de Jonge en Hannie Tijman
Inleiding
Uit de nalatenschap van W. Terwel, destijds voorzitter van Ampt Epe, kreeg de vereniging van diens weduwe een deel van zijn aantekeningen aangeboden. Na controle is een en ander overgebracht naar het streekarchief in Epe, waar het te zijner tijd geïnventariseerd zal worden. Tussen de aantekeningen werden ook zaken aangetroffen die Terwel uit de nalatenschap van amateur-historicus R. Hardonk had verworven, zoals aantekeningen van wijlen J.D. Moerman, eveneens amateur-historicus. De beide heren waren bevriend en hielden zich intensief bezig met de geschiedenis van de Veluwe in het algemeen en die van Apeldoorn in het bijzonder, met als voornaamste onderwerp beken en papiermolens. Na Moermans overlijden is weliswaar een groot deel van zijn aantekeningen overgebracht naar het gemeentearchief van Apeldoorn (thans CODA/Apeldoorns Archief), maar een deel belandde bij Hardonk. Vóór zijn overlijden had Hardonk bepaald dat zijn aantekeningen beheerd dienden te worden door Terwel. Het deel dat handelt over de Veluwe en Apeldoorn is ondertussen overgedragen aan CODA/Apeldoorns Archief.Een vreemde eend in de bijt vormde een handvol schriftjes, aangelegd door Moerman, met aantekeningen over transacties van onroerend goed van de familie Van Isendoorn à Blois, eigenaren van kasteel De Cannenburch te Vaassen. Na overleg werd besloten deze niet als een onderdeel van de collectie Hardonk te beschouwen, maar als een aparte collectie Moerman en over te dragen aan het streekarchief te Epe. Tevens werd besloten de aantekeningen te bewerken en te publiceren op de website van de vereniging.
De bewerking van de collectie Moerman
De oorspronkelijke auteur heeft zeer waarschijnlijk in de jaren vijftig van de 20e eeuw het toen net geïnventariseerde huisarchief De Cannenburch geraadpleegd met de bedoeling meer te weten te komen over de papiermolens in de gemeente Epe. Gelukkig beperkte hij zich niet alleen tot de molens, maar tekende hij ook de transacties van ander onroerend goed aan. In totaal vulde hij tien schriften, genummerd Archief Cannenburch I, II, enzovoorts. Helaas zijn de schriften V en VIII verloren gegaan. Echter in 2018 kwam schrift VIII alsnog boven water waarna de gegevens in een herziene transcriptie werden opgenomen. De bewerking houdt in dat, in volgorde van de schriften, een kort uittreksel is gemaakt van de akten. Overigens beperkte Moerman zich ook merendeels tot uittreksels. Van de belangrijkste akten, zoals over de beleningen van Huis De Cannenburch en de molens, werden door hem echter uitvoerige uittreksels gemaakt, soms werd de gehele akte overgeschreven.Iedere bewerking begint met de naam, voor zover aanwezig, van het onroerend goed, gevolgd door het buurschap en/of kerspel. Dan volgt de datum van de akte, de ligging van het goed, de namen van kopers/verkopers, pandgevers/pandnemers, enzovoorts. Indien de heren van De Cannenburch koper waren, is volstaan met het noemen van die naam. Vervolgens zijn bijzonderheden opgenomen, zoals de status van het goed, of over het eigendomsrecht.Tot slot volgt een verwijzing naar de vindplaats van de akte. Dit kan een verwijzing zijn naar een inventarisnummer uit huisarchief De Cannenburch (aanwezig in het Gelders Archief te Arnhem), vastgesteld aan de hand van de archiefinventaris. Tevens wordt verwezen naar een van de genummerde schriftjes uit de Collectie Moerman, waarin het uittreksel is te vinden. Op deze wijze kan het uittreksel in het origineel worden opgezocht.Bij de bewerking is ervoor gekozen de uittreksels over molens niet op te nemen, aangezien die in het werk van zowel Voorn als Hagens grotendeels zijn behandeld. Tevens zijn, indien bekend, verbeteringen aangebracht in de namen van personen, boerderijen of percelen.
Akten over het Vossenbroek
Los van de bewerking van de collectie Moerman werd tevens een aantal akten over het Vossenbroek bij Emst opgenomen. Het betreft overdracht van land dat eind 16e eeuw verworven werd door Mr. Jan van Steenbergen, koperslager te Vaassen, en zijn vrouw. Eeuwen later werd het bezit van de Cannenburch. Hun nazaten probeerden in de 2e kwart van de 17e eeuw in dit gebied een watermolen te stichten. Zij kwamen daarbij in conflict met andere grondeigenaren.
De status van onroerend goed
Vóór 1795 was er sprake van zowel allodiale als niet-allodiale goederen. De eerste groep was vrij te verhandelen, de tweede groep betrof onroerend goed waarop een verplichting rustte. Meestal hield dat in dat er aangifte moest worden gedaan van transacties, zoals verkoop en hypotheek nemen. De niet-allodiale goederen zijn onder te verdelen in:
- herengoederen: van oorsprong horige (onroerende) goederen van de hertog van Gelre. De bezitters waren oorspronkelijk horigen, maar nadat de horigheid in de late Middeleeuwen verdween, bleven alleen de goederen horig. De bezitter moest bij de Gelderse Rekenkamer investiture (bevestiging van bezit) en oprukking (van de plicht horige te zijn) vragen.
- leengoederen: de leenheer gaf deze in leen uit aan een leenman. Het beheer lag bij een leenkamer, die de verervingen, verkoop, enzovoorts registreerde en een nieuwe bezitter beleende.
- tijnsgoederen: nieuw ontgonnen land, waarover tijns moest worden betaald aan de hertog van Gelre, later aan het gewest Gelre.Over alle onroerende goederen moest tevens schatting, later verponding, de voorloper van de huidige onroerendgoedbelasting, worden betaald. Tevens waren er andere verplichtingen, zoals het betalen van keurhaver aan de dijkgraaf van Veluwe, een jaarlijks bedrag aan de kerk, tiendplichten, enzovoorts. Indien vermeld zijn deze verplichtingen op de website te vinden onder Bijzonderheden.
Literatuur